In de twaalfde eeuw onstaat Servië, uit het samen gaan van een hoop kleine vorstendommen. Servië was in de 14e eeuw een welvarend land maar in 1389 wordt het leger van Servië verslagen door de Turken op het Merelveld en als Servië veroverd is, vluchten veel Serviërs naar het buitenland.
De Ottomanen (Turken) richtten bij de bestuurlijke hervormingen van 1864 het Vilajet (de provincië) Kosovo op. Dit zorgde voor een grote volksverhuizing; met name Islamitische en Rooms-Katholieke Albanezen en Turken kwamen zich massaal in Kosovo vestigen. Het overwegend Servische, Bulgaarse en Griekse Kosovo kreeg zo steeds meer Albanese inwoners, tot het percentage in het begin van de 20e eeuw de 50% passeerde en de Albanezen de meerderheid vormde.
Pas in 1878 werd Servië voor het eerst weer een onafhankelijke staat, na de Russisch-Turkse oorlog, waarbij Serviërs en Russen samen tegen de Turken vochten. De Serviërs hadden eindelijk hun eigen gebied en begonnen dat gebied te “zuiveren” van andere volken ( uitmoorden, wegjagen en heropvoeden ). Kroaten en Albanezen vluchtten weg, onder andere naar Kosovo (Dat toen nog niet bij Servië hoorde). Maar ook naar het huidige Kroatië. Later wordt Kosovo ook veroverd door de Serviërs, en de Serven willen ook in Kosovo Etnische zuiveringen gaan beginnen, maar met Turkije wordt afgesproken dat de Albanezen mogen verhuizen naar Turkije, alleen gebeurt dit vrijwel niet.
De eerste wereldoorlog breekt onder andere uit vanwege het conflict dat Servië heeft met Oosterijk, dat volgens internationale wetten aanspraak mag maken op Bosnië en Herzegovina, een gebied waar erg veel Serven wonen. Na de eerste wereldoorlog ontstaat Joegoslavië, een groot land waar veel oude landen en gebieden in opgaan zoals Slovenië, Kroatië, Bosnië en ook Kosovo.
Hoewel in de loop der jaren steeds meer Albanezen, en steeds minder Serviërs in Kosovo wonen krijgen de serviërs wel het bestuur in handen. Vrijwel alle publieke taken (dus overheidstaken) worden geleid door Serviërs. De Albanezen komen regelmatig in opstand, hoewel Kosovo niet onafhankelijk wordt, krijgt het gebied wel meer autonomie, er komen Albanezen in de overheid te werken en het gebied krijgt een eigen parlement, totdat Slobodan Milosovic aan de macht komt.
Veel gebieden scheiden zich ondertussen af van Joegoslavië, zij zijn bang voor overheersing door de Serviërs, een aantal bloedige concflicten en oorlogen zijn het gevolg.
Milosovic maakt weer een einde aan de autonomie van Kosovo, omdat hij vindt dat het gebied onderdeel is van Servië en dus van het Servische volk. Hij draait de autonomie terug, en Kosovo komt weer onder direct Servisch bestuur. Veel Albanezen verliezen hun werk, worden van school gehaald, en het culturele leven wordt volledig Servisch, zelfs de Kosovaarse voetbalclubs worden uit de Joegoslavische competitie gehaald en uit hun stadions gezet.
Er ontstaat een hele rare samenleving, waarbij officieel de Serviërs de macht hebbben maar waarbij de Kosovoaren, “ondergronds” een eigen staat stichten. Er komen niet-officiële ziekenhuizen, scholen, een universiteit en een ondergronds bestuur.
Er ontstaat ook een leger. Het Kosovo bevrijdingsleger UÇK (Ushtria Çlirimtare e Kosovës), dat steeds vaker van zich laat horen, door middel van aanslagen en aanvallen. In 1998 besluit Milosovic de strijd aan te gaan met dit leger en de oorlog begint. Beide kanten schenden mensenrechten en de Serviërs maken zich schuldig aan Etnische zuiveringen. Het westen roept op tot een einde van de oorlog en het onafhankelijk maken van Kosovo, dit weigeren de Serviërs, het teken voor een totale oorlog en de Serviërs besluiten om Kosovo volledig van de Albanese meerderheid te ontdoen. Bijna een miljoen Albanezen slaan op de vlucht en ruim 2 miljoen Albanezen raken hun huis kwijt.
Uiteindelijk verliezen de Serviërs de oorlog tegen de NAVO in 1999. Kosovo komt onder het bestuur van de Verenigde Naties te staan, het gebied ligt dan volledig in puin en er liggen veel landmijnen. Honderdduizenden mensen zijn nog op de been, op weg naar huis, maar vaak staat die er niet meer. Ook de Serviuers lijden grote verliezen, en de totale infrastructuur van het land ligt in puin door de zwaren NAVO bombardementen.